Skip to main content

Pathokinesiologie vs. kinesiopathologie vs. kinesiofysiologie

Leidt weefselschade tot motorische stoornissen, leidt onvoldoende motorische activiteit tot schade aan het bewegingsapparaat (letsel), of leidt motorische activiteit tot een betere functie van het bewegingsapparaat? Zowel als!

Pathokinesiologie vs. kinesiopathologie vs. kinesiofysiologie

Het pathokinesiologische model beschrijft de verandering van motoriek ten gevolg van pathologische veranderingen van weefsels van het bewegingsapparaat. Ofschoon een relatie kan bestaan, hoeft dat niet altijd het geval te zijn. Radiologisch vastgestelde anomalien van de wervelkolom of van een gewricht  zoals “hernia”, “supraspinatussyndroom” of “artrogene anomalieën” zijn breed, dubbelzinnig en niet specifiek en hoeven niet tot motorische veranderingen te leiden. Bovendien leiden ze niet tot behandelbare grootheden. En ook omdat een causale relatie tussen klinische symptomen en deze diagnosen niet is aangetoond, zijn behandelingen vaak inefficiënt. 
Door een goed begrip van pathokinesiologiekan al in een vroeg stadium een mogelijk risico op blessures herkend worden. Want steeds meer studies tonen een verband aan tussen een verminderde belastbaarheid van gewrichten tot verminderde neuromusculaire controle en daarmee tot een verhoogd risico op musculoskelettale klachten. Zo leidt een scapulaire dyskinesie, een verminderde externe rotatiekracht van de schouder (glenohumerale disfunctie) en een snelle toename in trainingsbelasting bij een groep van 679 jeugdige elite handbalspelers tot een hoger risico op schouderblessures (Möller et al. 2017). En geringe motorische asymptomatische afwijkingen (minder kracht, geringere mobiliteit) hangen samen met geringere belastbaarheid van het gewricht en kunnen een groter risico op blessures vormen (Windt et al. 2017).

Het kinesiopathologische model gaat uit van de stelling, dat verkeerd of verkeerd gedoseerd bewegen tot aandoeningen van weefsels van het bewegingsapparaat kunnen leiden. Met name bewegingsvormen die geen rekening houden met de biomechanische eigenschappen en dus de belastbaarheid van deze weefsels kunnen tot pijn en functiebeperking leiden. Goed gedoseerde, aan de belastbaarheid van gewrichten aangepaste  motorische activiteiten leiden zelden tot disfuncties van het bewegingsapparaat. 
Specifieke pathologische motoriek zoals bv. een verlamming ten gevolge van hersenletsel, artrose of letsel leidt evident tot motorische stoornissen. Secundair kunnen dan klachten aan het bewegingsapparaat ontstaan.

Tot het kinesiofysiologische model behoren de motorische interventies die tot betere functies van de weefsels van het bewegingsapparaat en daarmee tot betere klinische resultaten leiden alsook specifieke trainingsprogramma’s, gericht op het verbeteren van motorische vaardigheden die leiden tot verminderde blessurerisico’s.

Niettemin is deze complexe relatie tussen beweging, pathologie en gezondheid verre van sluitend en wordt pas sinds kort in de literatuur beschreven. Zo bestaat er soms een wisselwerking tussen het pathokinesiologische, het kinesiopathologische en het kinesiofysiologische model. Degeneratie van heup- of schoudergewrichten leidt direct tot slechtere gewrichtsmotoriek (pathokinesiologie) en indirect tot overbelasting van de wervelkolomgewrichten zoals iliosakrale, lumbosakrale en cervicale gewrichten (kinesiopathologie). Juiste of juist gedoseerde beweging van deze gewrichten leidt tot een betere gewrichtsfunctie en daarmee tot minder pijn (kinesiofysiologie). 

Gezien de enorme variabiliteit van de menselijke motoriek bestaan er geen vast omschreven normen voor gezonde, “ideale” motoriek en dus ook geen “one size fits it all”- benadering voor een motorische behandelstrategie. Een doeltreffend onderscheid tussen pathologische en gezonde motoriek, hoe afwijkend deze ook kan zijn, kan alleen gemaakt worden op basis van de klinische symptomen. Goed motorisch onderzoek naar de functie en belastbaarheid van gewrichten is de enige manier om tot een goede diagnose van musculoskelettale symptomen te komen. Een goede beoordeling van de individuele omgevings- en taakspecifieke context (werk, sport) is van doorslaggevend belang voor een juiste klinische besluitvorming.

Back